Skip to content

“Drie woorden bij de moord op Pot en Grijp: werkende klasse, strijd, eenheid”

“Drie woorden bij de moord op Pot en Grijp: werkende klasse, strijd, eenheid”

Op het Schoonselhof in Antwerpen werd de moord herdacht op de twee jonge syndicalisten en antifascisten Pot en Grijp, 85 jaar geleden. “Wij staan hier niet om de treuren”, zei Peter Mertens, “wij staan hier om lessen te trekken voor vandaag”. Hierbij vindt u zijn volledige toespraak.

In de nacht van 22 op 23 mei 1936 trachtte een fascistische knokploeg van ‘de Realisten’ een spandoek van de syndicale jeugd in brand te steken aan de BTB-gebouwen op de Paardenmarkt. Toen de fascisten werden betrapt door syndicale militanten, werden eerst Albert Pot, en later op de avond ook Theophiel Grijp neergeschoten. De twee jonge syndicalisten overleden op weg naar het ziekenhuis.

We zijn vandaag 85 jaar later. Andries Smet, zelf jarenlang vakbondsafgevaardigde in de petrochemie, antifascist en communist, heeft het grafmonument voor Pot en Grijp hier op het Schoonselhof centimeter per centimeter schoon gemaakt. Zoals hij ook geduldig man per man en vrouw per vrouw heeft gemobiliseerd om bij deze herdenking aanwezig te zijn. Omdat hij weet dat we nooit mogen vergeten, kameraden.

Bij dit monument komen drie woorden van pas: werkende klasse, strijd, en eenheid.

Het is eerste woord is ‘werkende klasse’

Het fascisme is ontstaan als reactie op de georganiseerde arbeidersbeweging. Dat was zo in Duitsland, toen de Freikorpsen in 1919 de kop indrukten van de Spartakus-opstand. Dat was zo in Italië toen de zwarthemden van Mussolini de oorlog verklaarden aan de Italiaanse arbeidersbeweging, na de ‘biennio rosso’, de twee rode jaren in 1919 en 1920.
In heel de geschiedenis hebben de fascisten een sociale demagogie verkondigd – en als wolven in schapenvacht gedaan – alsof zij sociale punten van de arbeidersbeweging zouden realiseren. De Hitlerianen hebben altijd gezegd dat ze het nationalisme en het socialisme zouden combineren in een nationaalsocialisme. En hoe hebben ze dat gedaan, het nationalisme en socialisme combineren? Ze hebben de vakbonden verboden. Ze hebben de syndicalisten achter de tralies geworpen. Ze hebben de socialisten en communisten achter de tralies geworpen. Ze hebben de jacht op de joden georganiseerd. Ze hebben alle andersdenkenden uitgeschakeld. Zo hebben ze het nationalisme en socialisme gecombineerd. Wie vandaag de illusie heeft dat Van Grieken, Le Pen of Salvini ook maar een moer geeft om de werkende klasse, die moet diep in dit graf kijken. Het fascisme is er niet voor de kleine man of kleine vrouw. Het fascisme is de moord op de arbeidersbeweging.

Ze noemen het ‘onschuldig’ wanneer de fascisten van Schild en Vrienden, de privémilitie van Dries Van Langenhove, het ABVV-gebouw in Gent binnendringt om daar de syndicale vlag neer te halen. Dat is niet onschuldig, kameraden.

Ze noemen het ‘onschuldig’ wanneer een fascistische knokploeg op 9 oktober jongstleden het vakbondsgebouw van de CGIL in Rome vernield, in de marge van een antivax-betoging. Dat is niet onschuldig. Het is geen toeval dat de fascisten destijds een spandoek van de syndicale jeugd in vuur trachten te zetten. Het was met de moed van hun overtuiging dat de groep van Pot en Grijp dat hebben trachten te verhinderen. De moed van het antifascisme. Ze wisten: als we niets doen, laten we onszelf monddood maken. Dan laten we hen winnen. En dan verliest de werkende klasse.

Als wij hier vandaag bij het graf van Pot en Grijp staan, dan herdenken we de moed. Niet alleen van hen, maar ook van die tienduizenden en tienduizenden andere jonge vrouwen en mannen uit de werkende klasse die hun leven hebben gegeven in de strijd tegen het fascisme.

Het tweede woord is ‘strijd’

Albert Pot en Theophiel Grijp waren actieve syndicalisten. Pot was propagandaleider bij de Syndicale Jeugd en Grijp bondsraadlid van de BTB. Duizenden arbeiders, arbeidsters, en syndicalisten volgden de begrafenis op 26 mei 1936, en de havenarbeiders kondigden een 24-urenstaking aan als protest tegen het fascistisch geweld.

Maar er was meer aan de hand. De onvrede gromde al langer. Er was een veralgemeende loonmatiging in ons land, terwijl de grote bedrijven opnieuw grote winsten maakten. Er waren de hongerlonen. Er was gebrek aan syndicale vrijheid. Er waren geen vrije loononderhandelingen. Een aantal van die punten zijn ook vandaag actueel.

De arbeidersbeweging heeft toen de strijd tegen fascisme en de strijd voor syndicale vrijheid gekoppeld aan de mobilisatie voor hogere lonen, recht op betaald verlof, en verhoging van het kindergeld. De antifascistische strijd en de sociaaleconomische strijd zijn geen twee aparte bewegingen, maar maken deel uit van eenzelfde emancipatiebeweging. Dat heeft de beweging van 1936 sterk gemaakt. Op 2 juni gingen 19.000 dokwerkers drie weken in staking. Het protest tegen het fascistisch geweld werd verbonden met de strijd voor degelijke loon- en arbeidsvoorwaarden. De beweging sloeg over naar de diamantsector in Antwerpen, en vanaf de tweede week ook naar Wallonië: vooral in de metaal, de mijnbouw, en de steengroeven. Half juni waren een half miljoen arbeiders in ons land in staking in een van de grootste algemene stakingen van ons land.

Het derde woord is ‘eenheid’

De machtige beweging van 85 jaar geleden had onmogelijk geweest zonder eenheid. In 1936 was er de zesde algemene staking van ons land. Na 1886, 1893, 1902 , 1913, en 1919 was 1936 de zesde algemene staking waarin de dokwerkers uit Antwerpen, de mijnwerkers uit de Borinage, de textielarbeiders uit het Gentse en de ‘artisans’ uit Brussel samen optrokken. De syndicale commissie had toen een affiche: “uw voornaam is Waal of Vlaming. Maar uw achternaam is arbeider.”

En samen hebben dokwerkers en mijnwerkers, Vlamingen, Brusselaars, en Walen, mannen en vrouwen in de nasleep van de laffe aanslag op Pot en Grijp voor het eerst het minimumloon afgedwongen. Iedereen die werkte kreeg voortaan een minimumloon. Samen hebben ze toen in 1936 voor het eerst betaald verlof bereikt. Iedereen kreeg minstens zes dagen betaald verlof per jaar. En samen bereikten ze ook de syndicale vrijheid. Ze bereikten een loonopslag van 7 procent en een verhoging van het kindergeld. En dat kindergeld was niet afhankelijk van de plaats waar je woonde of de taal die de ouders spraken. En samen hebben ze ook de eerste stap naar de 40-uren-week gezet, die na de staking werd ingevoerd in alle Belgische havens.

We staan hier aan het graf van diegenen die – onrechtstreeks – aan de wieg staan van de sociale zekerheid. Van diegenen die met hun collega’s uit de haven en hun vrienden uit Wallonië en Brussel het minimumloon en het betaald verlof hebben afgedwongen. Van diegenen die aan de wieg stonden van de 40-uren-week met loonbehoud. Van diegenen die hun leven hebben gegeven in de strijd tegen het fascisme, vijand van het volk, vijand van de arbeidersbeweging.

Kameraden. Wij staan hier vandaag niet om te treuren, maar om hun lessen mee te nemen in onze strijd voor een rechtvaardige samenleving van de toekomst. Werkende klasse, strijd, en eenheid. No Pasaran. Pasaremos!

Fotoverslag

“Drie woorden bij de moord op Pot en Grijp: werkende klasse, strijd, eenheid”
Foto's © Frank Stappaerts