In haar programma voor Antwerpen legt de PVDA de nadruk op goed openbaar vervoer en betaalbaar wonen. Het moet helemaal anders, vindt de linkse partij.
De Gazet Van Antwerpen1 bekeek het stadsprogramma van de PVDA en liet een transport-econoom en een vastgoed-econoom reageren op onze voorstellen.
Daarbij worden 6 misvattingen gemaakt die we graag rechtzetten.
Gratis openbaar vervoer en de mogelijkheid om je vlot te kunnen verplaatsen in de stad is geen ‘leukigheid’, maar noodzaak voor zeer veel Antwerpenaren.
Vandaag wordt gratis openbaar vervoer al ingezet in Antwerpen om files te vermijden. Tijdens drukke koopzondagen heeft het stadsbestuur automobilisten al voorzien van gratis tickets voor het openbaar vervoer. Dit doet ze om hen aan te moedigen hun wagen achter te laten op de Park & Rides rond de stad.2 Als het kan voor de shoppers op een koopzondag, dan kan het ook voor Antwerpenaren die naar werk of school moeten geraken.
Tientallen steden en regio’s in Europa hebben al gekozen voor gratis openbaar vervoer. ‘Voor het klimaat en de koopkracht, Montpellier wacht niet’, dat was de baseline waarmee het bestuur van die stad in het zuiden van Frankrijk het gratis openbaar vervoer aankondigde. Vanaf eind 2023 geldt dat voor alle inwoners van de stad. Ondertussen is het aantal gebruikers er met bijna een kwart gestegen.3 In Duinkerke werd recent het experiment geëvalueerd en daaruit bleek dat het gratis maken van het openbaar vervoer voor zeer veel automobilisten belangrijk was om hun wagen aan de kant te laten staan.4 Ook in Luxemburg nam dankzij het gratis maken van het openbaar vervoer het aantal reizigers sterk toe.
Het aandeel van het openbaar vervoer in de modal split, de verhouding tussen alle manieren waarop mensen zich verplaatsen, is in Antwerpen zeer laag. Alle mensen die het openbaar vervoer nemen omdat het gratis gemaakt wordt hebben er baat bij. Het is nodig om volwaardig te kunnen bijdragen in de samenleving.
Ook dit is te kort door de bocht. In Duinkerke, Talinn, Montpellier, de regio Aubagne en zelfs heel het Groothertogdom Luxemburg is het openbaar vervoer gratis, en van een financiële catastrofe is geen sprake. Men spreekt er over zowel klimaatwinst als mobiliteitswinst. In Duinkerke hebben ze kunnen investeren in beter openbaar vervoer, en hebben ze het ook gratis gemaakt, dankzij de keuze te maken om niet in een duur prestigeproject te investeren.
Als mensen zich vlot kunnen verplaatsen in de stad, zorgt dat er bovendien voor dat de kansen op de arbeidsmarkt toenemen. Dat versterkt de kansen in hun leven, en ook de economie. Vandaag wordt het overgrote deel van de prijs om bussen en trams te laten rijden al gedragen door de overheid. Daarvan zegt niemand dat het een financiële catastrofe is. Het gratis maken van het openbaar vervoer in Antwerpen zou zo’n 2% van de totale stadsbegroting kosten.
Daarvoor zou Antwerpen een onderhandeling voeren met De Lijn. Gebaseerd op richtcijfers die De Lijn vrijgaf in het kader van het gratis maken van het openbaar vervoer in Gent5, schatten we in dat we alle Antwerpenaren gratis met bus en tram kunnen laten rijden voor zo’n 30 miljoen euro per jaar. Om alle inwoners van de vervoersregio, dit is de stad plus de randgemeenten, gratis te laten rijden, zou dit zo’n 50 miljoen euro kosten. Die berekening houdt dus ook rekening met een verhoogde vraag naar openbaar vervoer.
In Parijs is er wel degelijk een prijsplafond. Je mag er niet verhuren boven een maximumhuurprijs. De gemeente bepaalt een referentieprijs en legt daarnaast een prijsplafond vast dat twintig procent hoger ligt dan de referentieprijs.
Het staat verhuurders vrij om aan lagere prijzen dan het prijsplafond te verhuren. Dat is zo in ons voorstel en bij de manier waarop men dat in Parijs doet. Ons voorstel en dat van Parijs werken op dezelfde manier: er wordt een maximumhuurprijs afgesproken die gebaseerd is op de eigenschappen van de woning zoals energiezuinigheid, ligging en grootte.
Ook de Huurdersbond pleit ervoor om op plaatsen zoals Antwerpen, waar de huurmarkt onder druk staat, de huurprijzen te objectiveren.
De journalist gaat hier kort door de bocht. In ons programma staat expliciet dat we niet denken dat enkel door huurprijzen te begrenzen we de wooncrisis gaan oplossen.
Voor ons is huurprijsbegrenzing een noodmaatregel om op korte termijn de opwaartse druk op de huurprijzen onder controle te brengen. In het buitenland heeft dit geleid tot een daling van de huurprijzen en de groei van de prijzen afgeremd. Maar we weten ook dat dit niet voldoende is. Het aanbod aan sociale en betaalbare woningen moet omhoog. Ook daarvoor hebben we plannen, maar op korte termijn moeten we de huurprijzen ook onder controle brengen om de Antwerpenaren die vandaag te veel aan huur betalen al te kunnen helpen.
We pleiten dus voor een dubbele aanpak, zoals men dat bijvoorbeeld ook in Wenen doet. Daar is de stad met 200.000 publieke woningen en 220.000 gecontroleerde woningen de grootste huisbaas. Die woningen worden tegen betaalbare prijzen verhuurd en drukken de prijzen op de markt. Daarnaast geldt er ook voor een deel van de woningen een huurprijs-begrenzing.
Grote parkeerbedrijven als Indigo, Q-Park en Interparking baten dertien parkings uit die eigendom zijn van de stad. In totaal hebben ze meer dan 5000 parkeerplaatsen. Veel van deze parkeerplaatsen staan een groot deel van de tijd leeg. Wij willen dat de stad onderhandelingen opstart met deze parkeerbedrijven om ervoor te zorgen dat een deel van die plaatsen gebruikt kan worden als buurtparking. Onderhandelingen dus, geen onteigening. Onteigenen is zelfs geheel onmogelijk, want de parkings zijn al eigendom van de stad.
Het artikel merkt op dat ‘De gronden van Parking Meir (Interparking) aan de Eiermarkt zijn bijvoorbeeld volledig in private handen’. Dat klopt. Wat niet klopt is dat wij die wensen te onteigenen. Ons voorstel richt zich dan ook op de publieke parkings die eigendom zijn van de stad en in concessie zijn gegeven. Uiteraard mogen private parkings ook deelnemen aan het systeem. Het levert hen immers gegarandeerde inkomsten op.
In ons voorstel kunnen meer Antwerpenaren genieten van gratis eerstelijnsgeneeskunde via een forfaitaire praktijk. Daarbij krijgt de praktijk van het ziekenfonds maandelijks een vast bedrag per ingeschreven patiënt, in plaats van een betaling per prestatie. Een studie van het Intermutualistisch Agentschap komt tot de conclusie dat deze manier van werken evenveel kost voor de ziekteverzekering. En bovendien is het goedkoper voor de patiënt.6
Vandaag bestaan er in Antwerpen al dertien praktijken die op die manier werken. Al meer dan vijftig jaar organiseert PVDA met de praktijken van Geneeskunde voor het Volk in Deurne en Hoboken gratis geneeskunde voor duizenden Antwerpenaren. Ondertussen zijn er in heel Vlaanderen al meer dan een half miljoen mensen die in zo’n praktijk zijn ingeschreven.7 Dat kost geen miljoenen, maar levert net zeer veel op.